‘Wel of niet gaan sporten deels genetisch verklaard’

Huppertz onderzocht de invloed van genen en de omgeving op het sportgedrag van kinderen en adolescenten, waarbij data werd gebruikt van tweelingen die staan ingeschreven bij het Nederlands Tweelingen Register (NTR).

De promovendus ontdekte dat de invloed van de omgeving afneemt naarmate kinderen ouder worden en de invloed van genen toeneemt. Het sportgedrag is tijdens de kindertijd matig stabiel, maar wordt gelijkmatiger naarmate kinderen ouder worden.

“Een kind dat op zevenjarige leeftijd sport, heeft een kleine kans om nog steeds te sporten als het tien jaar oud is. De kans dat een adolescent die op zijn veertiende sport dit twee jaar later nog steeds doet, is daarentegen groter.”

Doordat sportgedrag voor een deel erfelijk is, kunnen sommigen makkelijker regelmatig sporten dan anderen. Huppertz benadrukt dat niet hoeft te betekenen dat iemand met een ongunstige genetische achtergrond nooit zal sporten. Kinderen van hoogopgeleide ouders zouden vaker sporten dan kinderen van lager opgeleide ouders.


BMI

Het bewegen zorgt voor een hoger energieverbruik en kan leiden tot minder vetopslag en een lager lichaamsgewicht. Huppertz vond geen samenhang tussen BMI en sportgedrag bij een grote groep minderjarigen. Sportende kinderen en jongeren hadden gemiddeld genomen geen lager BMI dan niet-sporters. “Als mensen meer gaan eten zodra zij beginnen met sporten, zal het lichaamsgewicht nauwelijks veranderen.”

“Dit neemt niet weg dat sporten belangrijke effecten heeft op de gezondheid en dat we er naar moeten streven om iedereen regelmatig te laten bewegen”, aldus de onderzoeker.

Leave a Reply