Verhitting tumoren mogelijk goed alternatief voor operatie

Dat stellen onderzoekers Martijn Meijerink (interventieradioloog) en Petrousjka van den Tol (chirurg) van het VUmc in Amsterdam.

Ze willen met een groot onderzoek definitief aantonen dat beide behandelingen even goed zijn, want dan mag ook verhitting volop worden toegepast. Ze hebben een subsidie ontvangen van 580.000 euro van een bedrijf om dat onderzoek te doen.

“Als een uitzaaiing van darmkanker in de lever door een chirurg weggesneden wordt, bestaat er een reële kans op complicaties en zelfs overlijden als gevolg van de operatie”, aldus het VUmc. “Voor de nieuwe methode is geen operatie nodig. De radioloog kijkt met een CT-scan waar de tumor zich in de buik bevindt en prikt een naald door de huid in de tumor, met als doel deze te vernietigen door verhitting.”

Volgens het VUmc is de kans op complicaties als gevolg van deze ingreep klein.

LUMC krijgt subsidie van 1,7 miljoen euro voor testen ebola-vaccin

Het gaat om een Canadees vaccin dat met succes is ingezet tijdens de ebola-epidemie in West-Afrika in 2014 en 2015, aldus het LUMC. De komende vijf jaar wordt met meer dan tien partners aan het onderzoek gewerkt.

“We gaan uitzoeken hoe de afweerreactie die het ebola-vaccin op gang brengt precies in elkaar zit”, zegt Tom Ottenhoff, hoogleraar Infectieziekten in het LUMC. “Komen er bijvoorbeeld extra afweercellen bij, van welk type zijn deze en wat voor stoffen maken zij aan?”

Verder wordt onder meer onderzocht wat de meest optimale dosis is van het vaccin, hoelang het bescherming biedt en of het veilig is voor kinderen.

Voor het onderzoek zijn al een paar honderd vrijwilligers gevaccineerd. Bij hen is ook bloed afgenomen. “De afweerreactie van verschillende mensen loopt erg uiteen”, zegt Mariëlle Haks, onderzoeker op de afdeling Infectieziekten.

Hoger opgeleiden sporten meer dan lager opgeleiden

Dat zegt het Mulier Instituut in Utrecht, dat onderzoek doet naar sportzaken.

Het becijferde de sportieve inspanningen over de periode 2011-2015. Hoger opgeleide niet-westerse migranten sporten iets minder, maar toch doet van deze groep ook nog 57 procent wekelijks aan sport.

Het Mulier Instituut denkt dat hoger opgeleiden meer weten van gezondheid en veelal meer sportmogelijkheden hebben in hun omgeving.

Bij de vorige meting, over de periode 2001-2005, sportte 63 procent van de hoger opgeleiden. Deze groep is de enige die actiever is geworden. Bij lager opgeleiden bleef het percentage gelijk en bij middelbaar opgeleiden bleef het met 52 procent ook ongeveer hetzelfde.

‘Kwart supermarktkippen bevat resistente bacteriën’

Dat schrijft Trouw.

Arts en microbioloog Jan Kluytmans van het Amphia Ziekenhuis in Breda gebruikte een nieuwe testmethode om te meten welk percentage supermarktkip ongevoelig was voor het antibioticum colistine, dat wordt gezien als laatste redmiddel bij een gevaarlijke infectie.

Het percentage bleek veel hoger dan bij eerdere testen. Van de kippen met vrije uitloop bleek 14 procent besmet met bacteriën die niet reageren op colistine en bij reguliere kippen lag het percentage op 30 procent.

Kluytmans voerde een beperkte test uit met 214 stukken kip uit vier supermarkten, maar de uitslag is volgens hem desalniettemin zorgwekkend. Direct gevaar is er nog niet. “Colistine wordt hier bijna niet voor mensen gebruikt. We hebben het nog niet nodig, omdat andere antibiotica nog voldoende werken. In landen waar de resistentie toeneemt, hebben ze vaak geen andere optie.”


Uitzoeken

Welke supermarkten hij onderzocht wil Kluytmans niet prijsgeven, maar hij zegt wel dat de onderzoeksresultaten per supermarkt sterk verschilden. In één supermarkt was 2 procent van de kip besmet met een resistente bacterie, in een andere ging het om 19 procent en bij de twee overige om 39 procent.

“Dit verschil is niet zomaar te accepteren”, vindt Kluytmans. “Dat is een taak voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, die moet dit verder uitzoeken.”

In Europa sterven jaarlijks 25.000 mensen omdat bacteriën niet meer reageren op antibiotica.

‘Verband tussen pesticidengebruik en geboorteafwijkingen’

Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature. De onderzoekers bekeken gegevens van ongeveer een half miljoen geboren kinderen tussen de jaren 1997 en 2011. De baby’s werden geboren in de San Joaquin Vallei in Californië, een gebied van ongeveer 500 bij 100 kilometer, waar intensieve landbouw plaatsvindt. 

De gegevens van de geboren kinderen werden gecombineerd met informatie over de pesticiden. Hieruit leek inderdaad een verband op te merken tussen de hoeveelheid gebruikte pesticiden en het aantal geboorteproblemen (waaronder een ondergewicht bij de geboorte en een vroegtijdige geboorte).


4.200 kilo

De 5 procent van de zwangere vrouwen die het meest in aanraking kwam met pesticiden – zij werden gedurende hun zwangerschap blootgesteld aan 4.200 kilo binnen een straal van 2,6 vierkante kilometer – kregen het vaakst een geboorteprobleem.

5,8 procent van alle kinderen in totaal had een geboorte-afwijking. Bij baby’s geboren in gebieden waar veel gifstoffen in de landbouw werden gebruikt, was dit aantal 6,4 procent. Moeders uit deze gebieden hebben daarom 9 procent meer kans op een kind met een geboorte-afwijking. Ook waren deze kinderen gemiddeld 13 gram lichter dan baby’s geboren in een gebied waar minder pesticiden werden gespoten.

De onderzoekers adviseren daarom ook om te achterhalen in welke gebieden veel pesticiden worden gebruikt. Het is dan zaak om veelvuldig gebruik van de gifstof te voorkomen in gebieden waar veel mensen wonen.

‘Koolhydraten lijken schadelijker voor gezondheid dan vetten’

Aan het betreffende onderzoek, gepubliceerd in The Lancet, deden meer dan 135.000 personen mee in de leeftijd van 35 tot 70 jaar en afkomstig uit achttien verschillende landen. Zij gaven informatie over hun sociale- en economische status, levensstijl, medische geschiedenis en hun huidige gezondheid. Ook moesten ze gegevens verstrekken over hun dagelijkse voedingspatroon.

Hieruit werd berekend hoeveel calorieën de onderzoekdeelnemers binnenkregen uit vetten, koolhydraten en proteïnen. De gezondheid van hen werd vervolgens gemiddeld zeven jaar lang bijgehouden voor de studie.


Verzadigd vet

Gedurende de onderzoeksperiode (2003-2013) overleden er 5.796 personen. 4.784 deelnemers kregen een (ernstige) hart- en vaatziekte. Uit de resultaten bleek dat personen die veel vet binnenkrijgen (ongeveer 35 procent van hun voedingspatroon bestond uit vet), gemiddeld 23 procent minder risico hebben op een vroegtijdige dood vergeleken met mensen die minder vette producten eten. Het risico op een beroerte zakte met 18 procent.

Een ander opvallend resultaat uit de studie is dat personen die gemiddeld weinig verzadigde vetten eten (dit zit in dierlijke producten, zoals volvette kaas en vet vlees), juist een groter risico hebben op overlijden vergeleken met mensen die dit type vet juist vaker consumeren.

Dat lijkt tegenstrijdig met de consensus dat verzadigd vet hart- en vaatziekten juist in de hand werkt. Volgens het Voedingscentrum verhoogt dit type vet het LDL-cholesterol in het bloed, wat het risico op de ziekten vergroot. Wel verhogen sommige soorten verzadigd vet het cholesterol meer dan andere soorten.


Koolhydraten

Ook werd bekeken welke rol koolhydraten spelen bij een vroegtijdige dood en het risico op een beroerte. Voedingspatronen die voor een groot deel bestaan uit koolhydraten (gemiddeld 77 procent), worden volgens dit onderzoek geassocieerd met een toename van 28 procent op overlijden, vergeleken met koolhydraatarme diëten.

De onderzoekers concluderen na dit onderzoek dat gematigde hoeveelheden verzadigd vet, gecombineerd met niet te veel koolhydraten “mogelijk een optimaal voedingspatroon” vormen.

Wel wordt benadrukt dat er niet is gekeken van welke producten de genuttigde voedingsstoffen afkomstig zijn. Ook de invloed van transvetten, die onder meer ontstaan bij het harden van plantaardige oliën en nog schadelijker zouden zijn dan verzadigde vetten, is in dit onderzoek niet meegenomen.

‘Verband tussen pesticidengebruik en geboorteafwijkingen’

Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature. De onderzoekers bekeken gegevens van ongeveer een half miljoen geboren kinderen tussen de jaren 1997 en 2011. De baby’s werden geboren in de San Joaquin Vallei in Californië, een gebied van ongeveer 500 bij 100 kilometer, waar intensieve landbouw plaatsvindt. 

De gegevens van de geboren kinderen werden gecombineerd met informatie over de pesticiden. Hieruit leek inderdaad een verband op te merken tussen de hoeveelheid gebruikte pesticiden en het aantal geboorteproblemen (waaronder een ondergewicht bij de geboorte en een vroegtijdige geboorte).


4.200 kilo

De 5 procent van de zwangere vrouwen die het meest in aanraking kwam met pesticiden – zij werden gedurende hun zwangerschap blootgesteld aan 4.200 kilo binnen een straal van 1,6 vierkante kilometer – kregen het vaakst een geboorteprobleem.

5,8 procent van alle kinderen in totaal had een geboorte-afwijking. Bij baby’s geboren in gebieden waar veel gifstoffen in de landbouw werden gebruikt, was dit aantal 6,4 procent. Moeders uit deze gebieden hebben daarom 9 procent meer kans op een kind met een geboorte-afwijking. Ook waren deze kinderen gemiddeld 13 gram lichter dan baby’s geboren in een gebied waar minder pesticiden werden gespoten.

De onderzoekers adviseren daarom ook om te achterhalen in welke gebieden veel pesticiden worden gebruikt. Het is dan zaak om veelvuldig gebruik van de gifstof te voorkomen in gebieden waar veel mensen wonen.

‘Koolhydraten lijken schadelijker voor gezondheid dan vetten’

Aan het betreffende onderzoek, gepubliceerd in The Lancet, deden meer dan 135.000 personen mee in de leeftijd van 35 tot 70 jaar en afkomstig uit achttien verschillende landen. Zij gaven informatie over hun sociale- en economische status, levensstijl, medische geschiedenis en hun huidige gezondheid. Ook moesten ze gegevens verstrekken over hun dagelijkse voedingspatroon.

Hieruit werd berekend hoeveel calorieën de onderzoekdeelnemers binnenkregen uit vetten, koolhydraten en proteïnen. De gezondheid van hen werd vervolgens gemiddeld zeven jaar lang bijgehouden voor de studie.


Verzadigd vet

Gedurende de onderzoeksperiode overleden er 5.796 personen. 4.784 deelnemers kregen een (ernstige) hart- en vaatziekte. Uit de resultaten bleek dat personen die veel vet binnenkrijgen (ongeveer 35 procent van hun voedingspatroon bestond uit vet), gemiddeld 23 procent minder risico hebben op een vroegtijdige dood vergeleken met mensen die minder vette producten eten. Het risico op een beroerte zakte met 18 procent.

Een ander opvallend resultaat uit de studie is dat personen die gemiddeld weinig verzadigde vetten eten (dit zit in dierlijke producten, zoals volvette kaas en vet vlees), juist een groter risico hebben op overlijden vergeleken met mensen die dit type vet juist vaker consumeren.

Dat lijkt tegenstrijdig met de consensus dat verzadigd vet hart- en vaatziekten juist in de hand werkt. Volgens het Voedingscentrum verhoogt dit type vet het LDL-cholesterol in het bloed, wat het risico op de ziekten vergroot. Wel verhogen sommige soorten verzadigd vet het cholesterol meer dan andere soorten.


Koolhydraten

Ook werd bekeken welke rol koolhydraten spelen bij een vroegtijdige dood en het risico op een beroerte. Voedingspatronen die voor een groot deel bestaan uit koolhydraten (gemiddeld 77 procent), worden volgens dit onderzoek geassocieerd met een toename van 28 procent op overlijden, vergeleken met koolhydraatarme diëten.

De onderzoekers concluderen na dit onderzoek dat gematigde hoeveelheden verzadigd vet, gecombineerd met niet te veel koolhydraten “mogelijk een optimaal voedingspatroon” vormen.

Wel wordt benadrukt dat er niet is gekeken van welke producten de genuttigde voedingsstoffen afkomstig zijn. Ook de invloed van transvetten, die onder meer ontstaan bij het harden van plantaardige oliën en nog schadelijker zouden zijn dan verzadigde vetten, is in dit onderzoek niet meegenomen.