Dat zeggen onderzoekers van de Radboud Universiteit in Nijmegen op basis van een voorlopig onderzoek, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology.
De wetenschappers lieten ruim zeventig mensen op een computerscherm plaatjes bekijken waarvan ze de locatie moesten onthouden. Daarna werden de proefpersonen in drie groepen verdeeld.
De eerste groep ging meteen na de opdracht een half uur intensief fietsen. Een tweede groep stapte vier uur later op de fiets; de derde en laatste groep sportte helemaal niet.
Twee dagen later gingen alle deelnemers een MRI-scanner in om te worden getest op wat ze hadden onthouden, waarbij tegelijkertijd naar hun hersenactiviteit werd gekeken.
Tussen de groep die meteen ging fietsen de groep die niet bewoog, zat geen noemenswaardig verschil. De groep die na vier uur ging fietsen, presteerde wel duidelijk beter op de oefening van het geheugen.
Ideale moment
Bij de laatste groep zagen de onderzoekers een duidelijker patroon van hersenactiviteit in bijvoorbeeld de hippocampus, waar nieuwe kennis wordt opgeslagen.
“Zowel de geheugentest als de onderliggende hersenactiviteit wijst dus op een betere geheugenopslag als je vier uur na het leren een tijdje fysiek bezig bent”, aldus hoofdauteur Eelco van Dongen.
Bij het leren van kennis spelen stoffen als dopamine en noradrenaline een rol; stoffen die tevens worden aangemaakt tijdens het sporten. De onderzoekers wilden daarom weten of lichaamsbeweging helpt bij het opslaan van kennis.
De Nijmegenaren willen nu verder onderzoeken of het effect ook werkt bij andere manieren van bewegen dan fietsen. Ook is nog niet duidelijk of vier uur later sporten het ideale moment is.