Chefkok Jan Smink gaat voor winst bij prestigieuze kookwedstrijd Bocuse d’Or

Volgens de 28-jarige chefkok wordt er bij veel wedstrijden en in veel restaurants alleen op het uiterlijk van een gerecht gelet. Jonge chefkoks zijn die trend gaan overnemen. “Dan kunnen ze allemaal van die gekke schuimpjes maken, maar weten ze niet hoe je een goed stuk vlees moet bakken”, aldus Smink.

Vooral de instelling van de jeugd is een probleem, vindt Smink. “Een goede chef worden komt niet aanwaaien. Het ligt eraan hoe je er als persoon in staat. De jeugd kan veel meer initiatief nemen op dit moment.”

Jonge koks kunnen het oude vakmanschap bijvoorbeeld leren door vrijwillig stage te volgen bij een chefkok in een restaurant, zegt Smink. “De scholen veranderen. De kennis van het vakmanschap moet echt veel beter in Nederland.”

Toch heeft de chefkok vertrouwen in de Nederlandse toekomst op culinair gebied. “We zullen altijd toppers houden. In de nieuwe generatie zitten altijd koks die graag willen leren van andere chefkoks, die erbovenuit zullen steken.”


Kaviaar

Smink heeft vorig jaar de Nederlandse finale van Bocuse d’Or gewonnen waarmee hij zich kwalificeerde voor de Europese finale. Bij de finale, die op woensdag 11 mei plaatsvindt in Boedapest, moeten alle finalisten een gerecht maken met de ingrediënten steur, kaviaar en hertenkalf.

De dag voor de wedstrijd moeten ze verse vis en groenten op de markt kopen. “Dan krijgen we eindelijk weer een gerecht dat alleen gebaseerd is op de basis. Het is niet meer overdreven. De smaak is het belangrijkste.”

Daarom denkt Smink ook dat de gerechten die tijdens de finale gemaakt worden, best terug gezien kunnen worden in restaurants. “Vroeger was wedstrijd-koken niet realistisch, je zag gerechten niet terug in restaurants. Omdat we nu niet meer zo overdreven koken, gaan de gerechten steeds meer richting restaurantgerechten toe.”

Smink gaat de finale in om te winnen. “Nee, we gaan niet voor de leuk naar Hongarije.”

Overheid wil dat samenleving meer rekening houdt met dementiepatiënt

De aftrap van de campagne valt samen met een grote internationale conferentie over dementie in Amsterdam. Van Rijn geeft daar uitleg over de Nederlandse aanpak van het probleem, dat met het ouder worden van de mensen alleen maar zal toenemen.

Eén op de vijf Nederlanders krijgt dementie. Nu gaat het om ongeveer 260.000 mensen, van wie 70 procent thuis woont. In 2050 is het aantal mensen bij wie het geestelijk vermogen versneld achteruit gaat, naar verwachting opgelopen tot 400.000.

Op de conferentie, georganiseerd in het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap, komen zo’n 250 deskundigen bijeen. Het gaat om internationale wetenschappers, beleidsmakers en vertegenwoordigers van alzheimerorganisaties en wereldgezondheidsorganisatie WHO.


Tweesporenbeleid

Nederland voert een tweesporenbeleid. Enerzijds wordt 30 miljoen euro gestopt in onderzoek naar medicijnen. Anderzijds wordt gestreefd naar een “dementievriendelijke samenleving”, waarbij het begrip voor dementie wordt vergroot.

Wie zich bewust is van signalen van (beginnende) dementie, kan mensen met die verschijnselen een handje helpen en een stuntje in de rug zijn, is de achterliggende gedachte. Met het oog hierop traint al een aantal bedrijven en instellingen die veel met ouderen in contact komen hun personeel, zoals Albert Heijn, taxivervoerder Connexxion, pensioenuitvoerder PGGM en de gemeente Amsterdam.


Beste Zorgidee

Er zijn veel aanpassingen mogelijk om het leven voor dementiepatiënten aangenamer te maken. Het Beste Zorgidee was de afgelopen twee jaar een uitvinding met dit doel. In 2014 werd het ‘belevingskussen’ bekroond, dat dankzij geluiden en muziek dierbare herinneringen van de patiënt helpt oproepen.

De winnaar van 2015 was het ‘Thuiskomertje’, waaarmee ouderen die lijden aan dementie gemakkelijker hun eigen kamer kunnen terugvinden. Staatssecretaris Van Rijn bezoekt maandag ook de afdeling geriatrie van het Amsterdamse ziekenhuis MC Slotervaart.