‘De kennis over de plezierfactor van seksualiteit ontbreekt’

“99 procent van de vrijpartijen hebben niet met voortplanting te maken, maar met plezier. Doe het dus met plezier of doe het niet”, zegt Rik van Lunsen, arts en seksuoloog in een interview met De Telegraaf

Samen met psycholoog en seksuoloog Ellen Laan schreef hij het voorlichtingsboek Seks!. Volgens Van Lunsen begint de voorlichting al in de kindertijd. “Het ‘doktertje spelen’ wordt vaak als grensoverschrijdend gedrag gezien, terwijl het een hele gezonde en natuurlijke manier is om de eerste stapjes te zetten in het ontdekken van je eigen seksualiteit.”

Ook pornografie, dat inmiddels makkelijk te verkrijgen is op internet, vormt geen probleem voor ons seksuele gedrag, stelt Van Lunsen. “De meeste mensen kunnen eenvoudig de gepresenteerde fantasie scheiden van de werkelijkheid. Maar porno wordt gelinkt aan twee grote problemen.”


Vrouwonvriendelijk

“In de eerste plaats is er het probleem van een pornoverslaving. Dit heeft weinig met porno te maken. Een verslaving is altijd een uiting van een groot achterliggend probleem. Ten tweede kan er een probleem liggen bij de visie van de makers, dus bijvoorbeeld dat het erg vrouwonvriendelijk is dat vrouwen als lustobjecten worden weergegeven”, zegt hij.

Op zich is een nieuwe ontwikkeling als sexting niet gevaarlijk of pervers volgens Van Lunsen. “Maar het moet wel veilig. Zet niet zomaar je gezicht op een naaktfoto. Dan kunnen de gevolgen heel naar zijn, zoals is gebleken.”


Behoeftes

Van Lunsen maakt zich druk over het feit dat er gebrekkige voorlichting over de vrouwelijke geslachtsorganen plaatsvindt. “Ook meisjes en vrouwen zelf weten er weinig van af. Zij hebben dezelfde fysiologische behoeftes als mannen, maar hier wordt nauwelijks rekening mee gehouden.”

“Geen kerel die eraan denkt seks te hebben zonder erectie. Waarom dan wel met een vrouw als zij er niet klaar voor is? Geen enkel biologieboek besteedt aandacht aan de werking van de clitoris”, aldus Van Lunsen.

Huisarts speelt grote rol in rookpreventie bij kinderen

Dat stelt The Canadian Task Force on Preventive Health Care in een artikel dat is gepubliceerd in het Canadian Medical Association Journal.

De onderzoekers bevelen aan dat artsen aan kinderen, jongeren en hun ouders moeten vragen naar het gebruik van tabak. Ook zou de huisarts beknopte informatie en advies moeten bieden tijdens een bezoek aan de dokterspraktijk, om zo het roken te voorkomen of een behandeling voor te stellen.   

“Het advies van de artsen in de eerstelijns gezondheidszorg is een van de manieren om roken in de maatschappij onder de aandacht te brengen, het is een cruciaal instrument voor het verminderen en voorkomen van roken bij jongeren”, aldus onderzoeker Brett Thombs.


Interventieprogramma’s

De onderzoekers richtten zich in het onderzoek op de resultaten van eerdere interventieprogramma’s die gericht waren op roken. Daarbij werd onderzocht of deze interventies effectief waren om te voorkomen dat schoolgaande kinderen en jongeren gingen roken. Ook werd gekeken of deze campagnes bereikten dat kinderen gingen stoppen met roken en of deze interventies schadelijke effecten hadden gehad.

“We twijfelen niet over de rol die artsen kunnen vervullen naast de overheid, ouders en scholen in de educatie over de schadelijke gevolgen van roken. Wel moeten we nog meer onderzoek doen naar hoe deze educatie zo effectief mogelijk kan worden”, aldus Thombs.


Eerste sigaret

Uit het Canadese onderzoek bleek dat achttien procent van de jongeren wel eens een sigaret heeft geprobeerd. Drie procent van de kinderen had dit al eens geprobeerd op een leeftijd van elf jaar oud en 36 procent van de kinderen van 17 jaar oud hadden al een keer gerookt. 

Negentig procent van de volwassen rokers stak op hun achttiende voor het eerst een sigaret op. Volgens de onderzoekers zou iemand die als kind of als jongere begint met roken een kleinere kans hebben om op latere leeftijd met het roken te stoppen, dan iemand die op latere leeftijd de eerste sigaret rookt.

Of iemand begint met roken heeft volgens de onderzoekers te maken met leeftijd, geslacht en de invloed van vrienden en familie. Ook de sociale omgeving waarin iemand opgroeit en de school die iemand bezoekt beïnvloedt deze keuze, aldus het onderzoek.

Twee keer zo veel aanmeldingen als plaatsen voor fixusstudies

Bij de 91 numerus fixusstudies aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen hebben zich 46.542 scholieren aangemeld, terwijl er plaats is voor 19.608 studenten, meldt De Telegraaf maandag.

Bij de studie International Business Administration aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam  is deze verhouding het scheefst. “We kunnen kiezen uit 2.300 studenten voor de 575 beschikbare plekken”, zegt de directeur van de opleiding tegen de krant.

De meeste aanmeldingen voor deze opleiding komen uit het buitenland. Er hebben zich maar driehonderd tot vijfhonderd Nederlandse studenten ingeschreven.

Ook de studie Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft is populair. Verder blijft de studie geneeskunde aan alle universiteiten een van de grootste. In het hele land zijn er in totaal 2.785 plekken, maar 8.404 scholieren hebben zich aangemeld.


HBO

De opleiding Fashion & Textile Technologies aan de Hogeschool van Amsterdam is de hbo-opleiding met de meeste inschrijvingen. Voor deze opleiding hebben zich 1.290 scholieren ingeschreven, terwijl er 410 plekken zijn.

De centrale loting voor numerus fixusstudies is dit jaar afgeschaft. Universiteiten en hogescholen mogen sindsdien zelf hun scholieren selecteren voor een opleiding. Er wordt dan niet alleen gekeken naar de cijfers die zijn gehaald, maar ook naar peroonlijkheid en motivatie. 

Aanmelden kon dit jaar tot 15 januari. De afgelopen jaren sloot de inschrijving op 1 mei.