Catharina Ziekenhuis onderzoekt of chemo effectief is bij uitgezaaide dikkedarmkanker

Patiënten met deze ziekte worden momenteel wereldwijd wisselend behandeld. Ze krijgen voor of na de operatie chemotherapie, in andere landen krijgen zij voor en na de operatie chemotherapie.

In Nederland wordt er geen chemotherapie gegeven aan buikvlieskankerpatiënten. Er is geen wetenschappelijk bewijs over het nut van chemotherapie voor of na de operatie. Daarbij is de behandeling zwaar.

“De zogenoemde HIPEC-operatie is al een heel grote operatie”, zegt oncologisch-chirurg dr. Ignace de Hingh. “Extra chemotherapie drie maanden ervoor en zes maanden erna maken de behandeling nog zwaarder. Die keuze maak je niet zomaar. Zo’n behandeling heeft invloed op de kwaliteit van leven en kan voor complicaties zorgen.”

In andere landen durven artsen de behandeling niet achterwege te laten, omdat ze denken dat ze daarmee de patiënt een kans op genezing onthouden.


36 maanden

Het Catharina Ziekenhuis zal in de zogenoemde Cairo-6-studie uitzoeken of de patiënten baat hebben bij de chemotherapie. Dit zal de komende zes jaar gebeuren waarbij 358 Nederlandse patiënten met buikvlieskanker intensief gevolgd worden. De helft hiervan zal chemotherapie voor en na de operatie krijgen, de andere helft krijgt alleen een operatie.

Er is de laatste jaren veel vooruitgang geboekt in de overlevingskansen van patiënten met buikvlieskanker. Dit heeft de gemiddelde overleving verlengd van zes naar 36 maanden.

“Ik hoop dat we na deze studie in staat zijn om de gemiddelde overleving verder op te voeren. We weten dan in ieder geval of chemotherapie daaraan kan bijdragen. Bovendien kunnen we met de opgedane kennis beter patiënten selecteren die baat hebben bij de intensieve behandeling. Mogelijk kunnen we dan ook voorkomen dat patiënten een heel grote operatie ondergaan waar ze achteraf niets aan hebben gehad”, aldus De Hingh.

Jaarlijks krijgen duizenden patiënten in Nederland de diagnose kanker met uitzaaiingen in het buikvlies.

‘Nieuwe techniek helpt ernst blessure bij voetballers beter inschatten’

Dat suggereert een nieuw onderzoek van de Polytechnische Universiteit van Catalonië dat is gepubliceerd in Physiological Measurement.

Volgens Spaanse wetenschappers geeft een stroomstoot door de spieren een duidelijker beeld van zachte weefselschade dan een echo of MRI-scan, schrijft BBC. Voetbalclubs zouden daardoor beter kunnen inschatten hoe lang een speler na een blessure uit de roulatie is.

De nieuwe techniek werd getest op achttien professionele voetballers van FC Barcelona, die vijf jaar lang werden gevolgd. Er werd gekeken naar 22 verschillende spierblessures.

Blessures aan skeletspieren komen vaak voor in de sportwereld en met name in het voetbal, waar ze zorgen voor 30 procent van alle blessures.


Wisselstroom

Volgens de studie is het vaak lastig in te schatten wanneer een speler na een blessure weer fit is, aangezien de schade aan spieren met de huidige methoden moeilijk te meten is. De nieuwe techniek, “gelokaliseerde bio-impedantiemeting” (L-BIA) genoemd, werkt door het toedienen van wisselstroom door gezond spierweefsel . Dat wordt vervolgens vergeleken met aangetast weefsel.

Volgens hoofddokter bij FC Barcelona Javier Yanguas is de nieuwe methode geschikt om te gebruiken naast een MRI-scan of echo, om beter te kunnen bepalen hoe ernstig een blessure is. Verder is de methode vrij goedkoop.